Ga naar de inhoud

Valpreventie

De vraag naar valpreventie zal de komende jaren flink toenemen. Jij als fysiotherapeut hebt hierin een belangrijke rol. Van de eerste valanalyse tot aan het geven van een valpreventietraining. Lees ook onze FAQ.

oudere man en vrouw doen oefeningen

Wat is het Landelijk Programmaplan Valpreventie?

In 2021 is valpreventie als speerpunt opgenomen in het coalitieakkoord. Op grote schaal uitvoeren van effectieve valpreventieve activiteiten voor ouderen met een verhoogd valrisico is essentieel. Niet alleen om de zelfredzaamheid van ouderen te behouden, maar ook om de druk op de zorg te verminderen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft hiervoor een Landelijke Programmaplan Valpreventie vormgegeven. Dit is gedaan met centrale ondersteuning van VeiligheidNL. Het KNGF en de NVFG zijn nauw betrokken bij dit programmaplan. 

Jaarlijkse doelen Landelijk Programmaplan Valpreventie

ouderen krijgen valrisicotest

ouderen met verhoogd valrisico krijgen screening / valrisicobeoordeling

ouderen volgen een effectieve valpreventieve beweeginterventie

Met het Landelijk Programmaplan Valpreventie implementeert VWS de nieuwe Wereldrichtlijn Valpreventie via de ketenaanpak valpreventie.

Ontwikkelingen vergoeding valpreventie

man houdt met twee handen gewichten omhoog

Zorginstituut Nederland (ZiN) heeft ons laten weten dat de valpreventieve beweeginterventies Otago-individueel, Otago-groep en InBalans op basis van de zorgverzekeringswet mag worden vergoed door zorgverzekeraars. Ook heeft ZiN duidelijkheid gegeven over de valrisicobeoordeling. Lees meer

“Valpreventie vraagt om maatwerk. Elke situatie, wijk of regio is anders”

Diedeke van Wijk, geriatriefysiotherapeut

Interviews met fysiotherapeuten

De vraag naar valpreventie zal de komende jaren flink toenemen. Jij als fysiotherapeut hebt hierin een belangrijke rol. Van de eerste valanalyse tot aan het geven van een valpreventietraining. Door nu al voorbereid te zijn op de vraag die komen gaat, loop je voorop. In deze interviews vertellen drie fysiotherapeuten hoe zij valpreventie samen met andere zorgdisciplines vormgeven in hun regio.

‘Valpreventie vraagt om maatwerk. Elke situatie, wijk of regio is anders’

Interview met Diedeke van Wijk, geriatriefysiotherapeut, specialist valpreventie en docent In Balans.

‘Iemand moet als eerste zeggen: “Ik ga het doen!”‘

Interview met Daphne van Middelkoop, geriatriefysiotherapeut over valpreventie.

‘Ook de doorstroom naar het reguliere sportaanbod moet goed verankerd zijn’

Interview met Maurits Vuister, fysiotherapeut en praktijkeigenaar.

Veelgestelde vragen valpreventie

*Antwoorden op veelgestelde vragen zijn onder voorbehoud van wijzigingen 

De Ketenaanpak Valpreventie geeft inzicht in welke stappen een oudere doorloopt en hoe men valpreventie samen met de juiste professionals implementeert.  

Valpreventie kent vier stappen: 

  1. Opsporen: de ketenaanpak begint met het opsporen van ouderen (thuiswonende 65-plussers) met een valrisico (laag, matig, hoog) met behulp van de valrisicotest. Deze vindt plaats in het sociaal domein en in het zorgdomein. 
  2. Valrisicobeoordeling/screening: ouderen die een hoog valrisico hebben (vanuit de valrisicotest) screenen we met de Valanalyse op aanwezige valrisicofactoren. Met behulp van deze valrisicobeoordeling kunnen zorgprofessionals op maat adviezen geven en interventies doen. 
  3. Interventies: de interventies zijn gericht op het verminderen van de risicofactoren voor vallen. Een effectieve valpreventie-aanpak bevat altijd een valpreventieve beweeginterventie. Ouderen in de matig en hoog risicogroep krijgen allemaal een valpreventieve beweeginterventie.
  4. Structureel aanbod: na de valpreventieve beweeginterventie is het belangrijk door te gaan met beweegoefeningen om de verbeteringen in balans, functioneren en spierkracht te behouden. Hierbij is samenwerking met de gemeentes op lokaal en regionaal niveau essentieel.  

Bekijk meer informatie en de infographic Ketenaanpak Valpreventie op de website van VeiligheidNL

De Ketenaanpak Valpreventie begint met het opsporen van valrisico bij thuiswonende ouderen (65-plussers). Vaak hebben ouderen zelf niet door wanneer ze een grote kans hebben om te vallen. Het is daarom belangrijk dat ze tijdig worden opgespoord. Je kan valrisico opsporen met de Valrisicotest. De Valrisicotest is gebaseerd op de Wereldrichtlijn Valpreventie (2022) en maakt onderscheid tussen een laag, matig of hoog valrisico. De mate van valrisico wordt bepaald op basis van de angst om te vallen en mobiliteitsstoornissen van de oudere, en of en hoe (vaak) de oudere in het verleden is gevallen. En eventueel de 4 meter looptest.  

Zowel professionals uit het zorgdomein als uit het gemeentelijk domein kunnen de mate van het valrisico vaststellen met de Valrisicotest. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een consult in de eerstelijns praktijk, in het ziekenhuis (op de spoedeisende hulp of tijdens opname), bij een huisbezoek of via de gemeente bij bijeenkomsten met ouderen.   

Voor de valrisicotest bestaat geen prestatiebeschrijving. Je kunt deze dus niet bij de zorgverzekeraar in rekening brengen. Bekijk meer informatie en de infographic Ketenaanpak Valpreventie op de website van VeiligheidNL. 

Je kunt een keuze maken uit drie erkende valpreventieve beweeginterventies: Vallen Verleden Tijd, In Balans en Otago-groepsversie.

Een valpreventieve beweeginterventie kun je ook combineren met andere interventies, zoals voedingsadvies en stimulering van sociale contacten. Een voorbeeld hiervan is het erkende multidisciplinaire en integrale valpreventieprogramma Thuis Onbezorgd Mobiel (TOM). 

Als je een door het RIVM-erkende valpreventieve beweeginterventie wil geven aan een patiënt die valt in de matig-risicogroep, dan moet je een overeenkomst hebben met de gemeente. Gemeentes krijgen zgn. SPUK-financiering voor deze beweeginterventies. We adviseren je om hierbij samen op te trekken met je regionale fysiotherapie organisatie (RFO). 
De ouderen in de hoog-risico groep krijgen een valrisicobeoordeling waarin diverse factoren in kaart worden gebracht. Tijdens de valrisicobeoordeling zal worden bepaald of de client een door de gemeente gefinancierde valpreventieve beweeginterventie krijgt of op basis van de Zorgverzekeringswet. Dit oordeel ligt vooralsnog bij de huisarts. 

Als blijkt dat men binnen de hoog-risico groep een valpreventieve beweeginterventie krijgt betaald door de SPUK -gelden, dan geldt hetzelfde als bij vraag 4. Als de oudere een valpreventieve beweeginterventie krijgt in de Zvw, dan bepaalt de zorgverzekeraar welke interventie ingekocht wordt voor de verzekerde. Het Zorginstituut heeft bepaald dat de volgende valpreventieve beweeginterventies voor vergoeding op basis van de zorgverzekeringswet in aanmerking komen:

  • Otago – individuele versie
  • Otago – groepsversie (maximaal 6 patiënten in de groep)
  • In Balans (maximaal 6 patiënten in de groep)

Zorgverzekeraars hebben verschillend beleid ten aanzien van de inkoop van de verschillende interventies. Dit inkoopbeleid wordt door hen in speciale addenda beschreven.

Er zijn voor de valpreventieve beweeginterventie twee nieuwe prestatiebeschrijvingen door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gemaakt, namelijk: 

  1. Intake valpreventie 
    Voordat je de valpreventieve beweeginterventie in de Zvw zelf start, doe je een intake met de oudere om te zien of men gemotiveerd is en of de beweeginterventie geschikt is voor de persoon in kwestie.
  2. Valpreventieve beweeginterventie (VBI) 
    Met deze prestatiebeschrijving wordt een zgn. bundelbekostiging aangegaan voor de uitvoering van het hele programma van de valpreventieve beweeginterventie. Dus een totaalbedrag voor het programma. Dit totaalbedrag mag je in twaalfmaandelijkse delen in rekening brengen bij de zorgverzekeraar, zo lang de patiënt onder behandeling is.  
    Fysiotherapeuten moeten zich geschoold hebben in het ingekochte programma.   

Voor de declaraties zijn nieuwe prestatiecodes aangemaakt. Bij deze prestatiecodes hoef je geen DCSPH- en/of CSI-code te vermelden.  

A. Situatie ongecontracteerde valpreventie: als de zorgverzekeraar nog geen addendum heeft gepubliceerd, dan geldt dit als ongecontracteerde zorg. Je mag dan een patiënt wel behandelen, mits je een verwijzing van de huisarts hebt. Als een patiënt dan bij je komt, geldt het volgende: 

  • Je patiënt heeft recht op een vergoeding uit de basisverzekering (en dus niet vanuit de aanvullende verzekering) 
  • Je moet dan zelf het tarief voor de intake en voor de valpreventieve beweeginterventie bepalen. Let op: de VBI is een bundelbekostiging, dus je zult de kosten van het totale programma moeten berekenen.  
  • Je mag alleen de door het RIVM-erkende programma’s gebruiken als programma voor de beweeginterventie. 
  • De VBI mag je dan maandelijks, in twaalf gelijke delen, aan de patiënt in rekening brengen zo lang deze onder behandeling is.
  • Je patiënt brengt vervolgens de factuur in rekening bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar zal veelal niet 100% uitkeren aan de patiënt. We adviseren je om dit vooraf goed met je patiënt te bespreken.  

B. Situatie gecontracteerde valpreventie: als een zorgverzekeraar wel een addendum heeft uitgebracht, dan gelden de voorwaarden van dat addendum voor je patiënt.  

In dit addendum zal vermeld staan welke beweeginterventie de zorgverzekeraar inkoopt en het tarief voor de intake en de valpreventieve beweeginterventie. Hierin zal de zorgverzekeraar een gevolgde cursus voor de ingekochte beweeginterventie verplicht stellen. Je kunt dan via je EPD de intake en de VBI digitaal factureren met behulp van de nieuwe prestatiecodes.   

Het KNGF zal de fysiotherapeuten die een dergelijke cursus hebben gevolgd, gaan registreren, zodat deze informatie voor verwijzers en zorgverzekeraars inzichtelijk is.  

In de ketenaanpak wordt er bij de hoog-risico groep een valrisicobeoordeling afgenomen bij de oudere. Hierbij wordt de ouderen gescreend op alle mogelijke risico factoren. Vervolgens wordt de ouderen begeleid bij de verdere aanpak van de aanwezige risicofactoren.  
Huisartsen geven aan dat zij deze eigenlijk niet willen uitvoeren i.v.m. tijdsgebrek. Lange tijd is er gesproken over een mogelijkheid voor paramedici om via een bepaalde cursus zichzelf bekwaam te maken om deze autonoom uit te voeren. Het Zorginstituut heeft echter in een nadere toelichting (maart 2024) gesteld dat zij dit in principe niet goed mogelijk acht. Dit houdt in dat fysiotherapeuten de valrisicobeoordeling alleen mogen uitvoeren in een verlengde armconstructie met huisartsen.

Zorgverzekeraars hebben deze zorg nog niet gecontracteerd via de regionale huisartsen organisaties. Veel zorgverzekeraars lijken een voorkeur te hebben om dit via de regionale huisartsen organisaties (RHO) te contracteren. De RHO zou vervolgens met jouw regionale fysiotherapie organisatie (RFO) afspraken kunnen maken om als fysiotherapeut de valrisicobeoordeling af te kunnen nemen. Wil je een rol spelen bij de valrisicobeoordeling, neem dan contact op met je RFO.

De NZa heeft een prestatiebeschrijving gemaakt voor deze valrisicobeoordeling in de beleidsregel ‘Overige Geneeskundige Zorg’, waarbij er sprake is van een NZa-tarief. Het maximumtarief dat is vastgesteld voor 2024 door de NZa is 82,16 euro per uur.

Het KNGF en de NVFG zijn nadrukkelijk betrokken bij het landelijk programmaplan valpreventie. Daarnaast brengt het KNGF de regionale fysiotherapie organisaties (samenwerkingsverbanden) zo veel mogelijk in stelling om de coördinatie van de ketenaanpak valpreventie lokaal en regionaal met gemeenten, huisartsen, zorgverzekeraars te verzorgen voor de fysiotherapeuten in de regio.    
Voor wat betreft de valpreventieve beweeginterventies die op basis van de Zvw mogen worden gedeclareerd, zal het KNGF de fysiotherapeuten die een betreffende cursus hebben gevolgd centraal noteren en deze gegevens koppelen met Vektis, zodat o.a. het digitale declaratieverkeer gefaciliteerd wordt vanuit de EPD’s.

De regionale fysiotherapie organisaties spelen een centrale rol bij de regionalisering. Dit houdt in het maken van afspraken met de partners in het gemeentelijk domein en in het zorgdomein. De ketenaanpak valpreventie is een van de belangrijkste thema’s in deze regionalisering. Iedere regio met de bijbehorende gemeenten moet afspraken maken om de coördinatie van welzijn en zorg voor valpreventie op te zetten. Het is dus van groot belang om de lokale opzet zoveel mogelijk in samenwerking met je regionale fysiotherapie organisatie te doen. Zo kun je voorkomen dat je onnodig opnieuw het wiel moet uitvinden en er ongecoördineerde afspraken worden gemaakt met gemeenten, huisartsen, ziekenhuizen, thuiszorg, maatschappelijk werk etc. 

VeiligheidNL speelt een centrale rol bij de uitrol van de ketenaanpak en op de website van VeiligheidNL vind je veel informatie over valpreventie.

Ook interessant om te lezen

Gecombineerde LeefstijIinterventie (GLI)

De GLI is bedoeld voor mensen met overgewicht. Een GLI kan worden aangeboden door fysio- en/of oefentherapeuten die voldoen aan specifieke voorwaarden.

Prehabilitatie

Prehabilitatie is een voorbeeld van passende zorg. Fit de operatie ingaan, bevordert het herstel ná de operatie en verkleint de kans op complicaties.