Meetinstrumenten
De overactieve blaasvragenlijst korte vorm (OAB‐q SF), is een wereldwijd gebruikte vragenlijst voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten met een overactieve blaas (OAB). De OAB‐q SF is de kortere versie van het 33‐item “OAB‐q” vragenlijst. De vragenlijst kan zowel diagnostisch als evaluatief gebruikt worden.
Speciaal voor leden
Doel
De OAB-q SF screent en evalueert de ervaren hinder van specifieke blaasklachten in de afgelopen vier weken. De OAB-q wordt steeds vaker gebruikt om de effectiviteit van de behandeling te evalueren van een overactieve blaas. (Kontogiannis et al., 2021; Blanker et al., 2019) De korte vorm, de OAB-Q SF, heeft het voordeel dat er minder tijd nodig is om de vragenlijst in te vullen.
Afnameprocedure
(Coyne et al., 2015; Groenendijk et al., 2019)
De OAB-q SF bevat 19 vragen: zes vragen betreffende de ervaren symptoomlast en 13 vragen betreffende de gezondheid‐gerelateerde kwaliteit van leven (HRQOL). Elke vraag wordt beoordeeld op een 6-punts Likertschaal, voor de symptoomlastschaal variërend van 0 (helemaal niet) tot 6 (heel veel) en voor de HRQOL van 0 (nooit) tot 6 (altijd).
De twee subschalen worden afzonderlijk opgeteld en omgezet in scores variërend van 0 tot 100. Een hogere score op de symptoomlast-schaal geeft meer ervaren klachten aan.
Een hogere score op de HRQOL-schaal geeft een betere HRQOL aan. Ze zijn omgekeerd evenredig naar elkaar. Deze twee scores zijn altijd afzonderlijk vermeld. De OAB‐q SF heeft geen totaalscore van beide vragenlijsten samen.
Psychometrische eigenschappen
(Coyne et al., 2015, Groenendijk et al., 2019)
Nederlands onderzoek, van Groenendijk et al. (2019), heeft de OAB-q SF vertaald en de psychometrische eigenschappen onderzocht bij 52 volwassen Nederlandstalige patiënten met een OAB en een controlegroep van 51 Nederlandstalige volwassenen:
- De inhoudsvaliditeit (content validity) is voldoende: patiënten vinden de OAB-q SF begrijpelijk, duidelijk en makkelijk in te vullen.
- De interne consistentie van de vragenlijst is uitstekend in de patiëntengroep: subschaal symptoomlast (Cronbach’s α-scores 0,84 (test) en 0,87 (hertest)) en subschaal HRQOL (Cronbach’s α-scores 0,88 (test) en 0,91 (hertest)). Dus de onderlinge samenhang van de vragen is uitstekend.
- De reproduceerbaarheid was goed met intraclass correlatiecoëfficiënten (ICC’s) hoger dan 0,70 voor de twee subschalen van de OAB-q SF. Dat betekent dat als dezelfde vragenlijst door een andere therapeut wordt afgenomen er dezelfde uitkomst verwacht kan worden.
- Een goede constructvaliditeit is aangetoond met significant hogere scores van de OAB‐q SF-score bij de patiënten vergeleken met de controlegroep.
Aangezien veel mannen met LUTS-klachten en overactieve blaas in de eerste lijn worden behandeld, is het minimale belangrijke verschil (‘minimal important difference’, MID) een belangrijke waarde om de uitkomsten van de vragenlijst evaluatief te interpreteren.
De MID van de Nederlandse OAB-q SF is 11 punten. Dit is onderzocht in de Nederlandse eerste lijn bij 165 mannelijke patiënten die worden behandeld voor symptomen van de lagere urinewegen (met ongecompliceerde LUTS-klachten). (Blanker et al., 2019) Een afname van minimaal 11 punten van de OAB-q SF is een waardevolle afname, de patiënt ervaart dan ook daadwerkelijk minder klachten in het dagelijks leven.
De Nederlandse OAB‐q SF is een betrouwbaar en valide meetinstrument om de ervaren symptoomlast en de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten met OAB te evalueren. (Groenendijk et al., 2019 ; Blanker et al., 2019)
Link
- Blanker, M.H., Alma, H.J., Devji, T.S., Roelofs, M., Steffens, M.G., Worp, H. van der. (2019) Determining the minimal important differences in the International Prostate Symptom Score and Overactive Bladder Questionnaire: results from an observational cohort study in Dutch primary care. BMJ Open 2019;9. DOI: 10.1136/bmjopen-2019-032795.
- Coyne K.S., Thompson, C.L., Lai, J-S., Sexton, C.C. (2015) An Overactive Bladder Symptom and Health-Related Quality of Life Short-Form: Validation of the OAB-q SF. Neurourology and Urodynamics 34:255–263. DOI 10.1002/nau.22559.
- Groenendijk, I.SM, Scheepe, J.R., Noordhoff, T.C., Blok, B.F.M. (2019) The validation of the Dutch OAB‐q SF: An overactive bladder symptom bother and health‐related quality of life short‐form questionnaire. Neurourology and Urodynamics. 2019;1-8. DOI: 10.1002/nau.24074.
- Kontogiannis, S., Athanasopoulos, A., Tsagkarakis, M., Kontodimopoulos, N. (2021) Psychometric evaluation of the Overactive Bladder Questionnaire (OAB-q) for measuring quality of life and clinical implications in Greek patients with overactive bladder. The International Urogynecological Association. DOI: 10.1007/s00192-021-04991-9.
De Incontinence Impact Questionnaire (IIQ) is een vragenlijst die de invloed van incontinentie op activiteiten en participatie nagaat en het fysiek, sociaal en emotioneel functioneren zichtbaar maakt. De vragenlijst bestaat uit 2 delen. Het eerste deel (24 vragen) inventariseert de invloed en de problemen in samenhang met incontinentie. Het tweede deel bestaat uit vragen over de ervaring op emotioneel vlak (6 vragen). Hoe hoger de score op de lijst, hoe groter de invloed op de kwaliteit van leven. De doelgroep zijn vrouwen met urine-incontinentie. Dit meetinstrument beschrijft specifiek het disfunctioneren in de lage urinewegen en de mate van genitale prolaps.
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
De IIQ kan zowel inventariserend diagnostisch als ter evaluatie gebruikt worden.
Afnameprocedure
De vragenlijst is opgebouwd uit 4 subschalen met in totaal 30 activiteiten:
- Fysieke activiteiten (6 items),
- Iets ondernemen (6 items),
- Sociale contacten (10 items),
- Emotionele gesteldheid/gezondheid (8 items)
Ongewenst urineverlies en/of een verzakking en/of defaecatieproblematiek kan het dagelijks leven beïnvloeden c.q. beperken. De vragen in de lijst gaan over aspecten van het leven: activiteiten, relatie, gevoelens, die door het probleem beïnvloed of veranderd kunnen zijn. Bij iedere vraag dient het antwoord omcirkeld te worden, dat het beste beschrijft hoe zeer activiteiten, relaties en gevoelens beïnvloed worden door het urineverlies en/of verzakking en/of problemen met de ontlasting.
Meetniveau per item: ordinaal, met score opties van 1 tot en met 4:
1 = helemaal niet, 2 = een beetje, 3 = Nogal, 4 = Heel erg
Meetniveau bij de totaalscore: wijze van score (0-400)
Berekening van de totaalscore:
Voor ieder van de vier subschalen wordt het gemiddelde genomen.
Hiervan wordt 1 punt afgetrokken. Het resultaat wordt met 100/3 vermenigvuldigd. Iedere subschaal heeft een range van 0 tot 100. Hierdoor kan een totaalscore van 400 bereikt worden.
Psychometrische eigenschappen
Cronbach’s alpha varieert van 0.83 tot 0.93, de betrouwbaarheid van deze schaal die uit verschillende items bestaat is dus hoog. Agreement Kappa 0.381-0.732, deze maat voor de intra- en interobserver is dus van matig tot voldoende tot goed.
Literatuur
- Khullar V. Patient-reported outcomes and different approaches to urinary parameters in overactive bladder: what should we measure? 2012
- Avery KN, Bosch JL, Gotoh M, Naughton M, Jackson S, Radley SC, Valiquette L, Batista J, Donovan JL. Questionnaires to assess urinary and anal incontinence: reviewand recommendations. 2007
- Ross S, Soroka D, Karahalios A, Glazener CM, Hay-Smith EJ, Drutz HP.Incontinence-specific quality of life measures used in trials of treatments for female urinary incontinence: a systematic review. 2006
- Matza LS, Zyczynski TM, Bavendam T. A review of quality-of-life questionnairesfor urinary incontinence and overactive bladder: which ones to use and why? 2004
- Symonds T.A review of condition-specific instruments to assess the impact of urinary incontinence on health-related quality of life. 2003
Documenten
De International Prostate Symptom Index (IPSS) is een vragenlijst, die klachten die te maken hebben ‘urine-opslag’ en met de mictie in de afgelopen maand inventariseert en kwantificeert. De lijst is ontwikkeld en gevalideerd voor patiënten met benigne prostaathypertrofie. Verder is de IPSS ook gevalideerd voor mannen en vrouwen met mictieklachten.
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
Dit meetinstrument kan ter evaluatie (effectiviteit) en ter inventarisatie gebruikt worden. Het kan mictieklachten in kaart brengen, maar is niet gericht op incontinentie voor urine en op pijn rond de mictie.
Afnameprocedure
De vragenlijst bevat acht vragen. Vraag 2, 4 en 7 hebben betrekking op de opslag van urine en de vragen 1, 3, 5 en 6 op de mictie. De antwoorden betreffen de frequentie van voorkomen van ‘niet een keer’ tot ‘vrijwel elke keer’. De 8e vraag heeft betrekking op de kwaliteit van leven.
Score op vragen 1-7: 0-35, waarvan opslag 0-15 en mictie 0-20. Kwaliteit van leven 0-6. Hoe hoger de uitkomst hoe ernstiger de klachten.
Score 0-7 : geen of geringe klachten
Score 8-19 : matige klachten
Score 20-35: ernstige klachten
Psychometrische eigenschappen
Cronbach’s alpha is boven de 80. Dit wijst op een hoge betrouwbaarheid of hoge interne consistentie. Dit betekent dat samengestelde items nagenoeg hetzelfde concept meten.De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (geeft de overeenkomst weer tussen de uitkomsten van dezelfde metingen, uitgevoerd door meerdere beoordelaars) ligt boven de 70. Er is dus sprake van een goede betrouwbaarheid.
Validiteit
De IPSS is valide voor het meten van mictieklachten bij mannen en vrouwen. Het heeft goede convergente validiteit (beschouwt de samenhang tussen de resultaten van het oorspronkelijke onderzoek en de resultaten van een gelijksoortig onderzoek. Hoe hoger de correlatie, hoe valider de test. Er kan ook gekeken worden naar de samenhang tussen de resultaten van onderzoek en observeerbaar gedrag).
Literatuur
- Badia X, Garcia-Losa M, Dal-Re R. Ten-Language translation and harmonization of the International Prostate Symptom Score: developing a methodology for multinational clinical trials. Eur urol. 1997;31(2):129-40.
Documenten
Met behulp van het mictiedagboek wordt inzicht verkregen in een aantal variabelen met betrekking tot mictie, onvrijwillig urineverlies en activiteiten tijdens deze incontinentie.
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
Een mictiedagboek kan diagnostisch , prognostisch en evaluatief ingezet worden. Bij de beoordeling van de mictielijst scoort de bekkenfysiotherapeut de volgende gegevens: de plasfrequentie, de totale hoeveelheid geproduceerde urine per dag, de hoeveelheid geproduceerde urine per keer, de aanwezigheid van (ongebreidelde) drang net voor de mictie, de verdeling van de geproduceerde urine over 24 uur en de activiteit(en) net voorafgaand aan of tijdens het verlies van de urine. Met behulp van de resultaten van het mictiedagboek krijgt de bekkenfysiotherapeut inzicht in de functionele capaciteit van de blaas en het mictiegedrag van de patiënt en de mate van incontinentie.
Afnameprocedure
De volgende variabelen worden structureel vastgelegd, met een voorkeur voor de registratie van 3 opeenvolgende voor de patiënt representatieve dagen (bijvoorbeeld 2 werkdagen en 1 weekenddag): het tijdstip waarop gedronken wordt en de hoeveelheid drinken, wat er gedronken wordt, de mate van (onhoudbare) aandrang om te plassen, de hoeveelheid urine die wordt uitgeplast en het tijdstip van de mictie, het tijdstip waarop er urine wordt verloren en de hoeveelheid urine en de activiteit(en) net voorafgaand aan of tijdens het verlies van de urine.
Een mictiedagboek van 7 volledige dagen is valide gebleken voor het meten van veranderingen in symptomen van een overactieve blaas, zowel bij mannen als bij vrouwen met voornamelijk urgency-incontinentie Een korter bijgehouden mictiedagboek (48 uur) is even betrouwbaar, en is voor de patiënt minder belastend, waardoor de compliance groter is.
Naast het gebruik van het mictiedagboek als diagnostisch instrument, kan de fysiotherapeut op grond van de geregistreerde gegevens ook specifieke adviezen geven ten aanzien van drink- en plasmomenten. Een goed toiletgedrag bevordert eveneens de continentie.
Het is aangetoond dat inzicht kan worden verkregen in het type incontinentie en in variabelen met betrekking tot mictie, onvrijwillig urineverlies en activiteiten tijdens dit verlies, door de patiënt een mictiedagboek te laten invullen.
Psychometrische eigenschappen
ICC 0.76-0.85 voor urge en frequency, hieruit blijkt een goede betrouwbaarheid voor het gebruik van dit meetinstrument bij groepen patiënten.
Een mictiedagboek van 7 volledige dagen is valide gebleken voor het meten van veranderingen in symptomen van een overactieve blaas, zowel bij mannen als bij vrouwen met voornamelijk urgency-incontinentie. Een korter bijgehouden mictiedagboek is even betrouwbaar, en is voor de patiënt minder belastend, waardoor de compliance groter is.
Literatuur
- Berghmans LCM, Ijland M, Koeveringe G van, Winkens R, Kerrebroeck PEV van. Bekkenfysiotherapie bij onvrijwillig urineverlies. Huisarts Wet. 2003;46(3):148-52.
- Addla S, Adeyouju A, Neilson D. Assessment of reliability of 1-day, 3-day and 7-day frequency volume charts. European Urology supplements 2004:3(2):130.
- Brown JS, McNaughton KS, Wyman JF, Burgio KL, Harkaway R, Bergner D, et al. Measurement characteristics of a voiding diary for use by men and women with overactive bladder. Urology 2003 Apr;61(4):802-9.
KNGF-richtlijn
De PRAFAB-scorelijst staat voor Protection, Amount, Frequency, Adjustment en Bodyimage. De vragenlijst beoogt de incontinentieproblemen van een patiënt in kaart te brengen. De vragenlijst evalueert op het niveau van beperkingen en participatieproblemen en richt zich met name op de hoeveelheid urineverlies, de frequentie van urineverlies, de hinder die de patiënt door het incontinentieverlies heeft en de houding die de patiënt aanneemt t.o.v. het incontinentieprobleem.
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
De PRAFAB is een korte en eenvoudige methode om de invloed van urine-incontinentie vast te stellen en het effect van een behandeling voor urine-incontinentie. Deze vragenlijst kan dus evaluatief en inventariserend gebruikt worden.
Afnameprocedure
De vragenlijst bestaat uit 5 items met vier antwoordmogelijkheden: protection, amount, frequency, adjustment, bodyimage. Er is geen invulinstructie. De benodigde tijd voor het invullen bedraagt 2-5 minuten. Meetniveau per item; wijze score: 4 –punts-schaal (1-4); meetniveau ordinaal. Meetniveau totaal; wijze score (1-20); meetniveau ordinaal.
Psychometrische eigenschappen
Interne consistentie
Gehele lijst: Cronbach’s a= 0.78-0.84; N=279, De betrouwbaarheid van een schaal die uit verschillende items bestaat wordt hiermee geanalyseerd. Hier betekent het dat samenstellende items nagenoeg hetzelfde concept meten in een populatie patiënten met stress-incontinentie. Cronbach’s a= 0.82: N=87. Ook hier meten de samenstellende items nagenoeg hetzelfde in een populatie patiënten met urine-incontinentie.
Reproduceerbaarheid:
Betrouwbaarheid (reliability) ICC=0.93-0.95.Een hoge betrouwbaarheid, er mag dus vanuit gegaan worden dat de uitkomst klopt voor patiënten met UI( n=89). Tijdsinterval niet bekend.
Validiteit: Construct validity. De PRAFAB heeft een hoge construct validity, het geeft dus een goede indicatie voor het begrip waar je geïnteresseerd in bent. Responsiviteit/longitudinale validiteit. De PRAFAB laat een hoge correlatie zien met een lage effect size en heeft daarom een excellente longitudinale validiteit 0.79-0.89. Het meetinstrument is dus in staat om veranderingen over langere tijd te meten.
In de KNGF-richtlijn Stress Urine incontinentie wordt het gebruiken van de PRAFAB bij patiënten met incontinentieproblematiek aangeraden.
Literatuur
- Bernards AT, Berghmans BC, Slieker-Ten Hove MC, et al. Dutch guidelines for physiotherapy in patients with stress urinary incontinence: an update. International urogynecology journal. 2014 Feb;25(2):171-179
- Bernards ATM, Berghmans LCM, van Heeswijk IC, et al. KNGF-richtlijn Stress (urine-)incontinentie. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie; 2011. Beschikbaar via: http://www.kngfrichtlijnen.nl/index.php/richtlijnen/richtlijnen/stressurine-incontinentie-2011.
- Mulders AFP, Vierhout ME. De Incotest. Medicus. 1990;264:6-7. Hendriks EJ, Bernards AT, Staal JB, et al. Factorial validity and internal consistency of the PRAFAB questionnaire in women with stress urinary incontinence. BMC urology. 2008 Jan 24;8:1.
- Hendriks EJ, Bernards AT, Berghmans BC, et al. The psychometric properties of the PRAFABquestionnaire: a brief assessment questionnaire to evaluate severity of urinary incontinence in women. Neurourology and urodynamics. 2007;26(7):998-1007.
- Smith GL, Kobashi KC. Validated instruments in the evaluation and treatment outcomes of stress urinary incontinence in women. Current urology reports. 2011 Oct;12(5):381-386.
- Hendriks EJ, Bernards AT, de Bie RA, et al. The minimal important change of the PRAFAB questionnaire in women with stress urinary incontinence: results from a prospective cohort study. Neurourology and urodynamics. 2008;27(5):379-387.
Documenten
De Urogenital Distress Inventory (UDI) is een vragenlijst die wordt gebruikt voor het vaststellen van de urogenitale symptomen en de ervaren hinder hiervan bij vrouwen. Voor mannen met blaasproblematiek zijn de vragen van de UDI aangepast en gebundeld in de vragenlijst Male Urogenital Distress Inventory (MUDI)
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
Met de UDI kan de aanwezigheid van een bepaald symptoom en de hinder daarvan in kaart worden gebracht. Het eerste deel van de vraag betreft de aanwezigheid en het tweede deel de hinder. Hoe hoger de score op de UDI, des te meer hinder ervaart de patiënt. De UDI kan diagnostisch en inventariserend gebruikt worden.
Afnameprocedure
De vragenlijst is opgebouwd uit 19 vragen, verdeeld over de domeinen; stressincontinentie (2 items), urge-incontinentie (6 items) en obstructie (11 items). Meetniveau: per item; wijze score (2-5), per subcategorie; wijze score (1-100), totaalscore (0-300). De meetniveau ’s zijn ordinaal. Scoring: ja=1, Nee=2. Helemaal niet=1, een beetje=2. Nogal=3, Heel erg=4.
Alle antwoorden bij elkaar optellen en invullen in de 2 formules: Formule subcategorie (gemiddelde relevante vragen-2)x(100/3)= score op subcategorie. Formule totaalscore: (gemiddelde relevante vragen-2)x100= totaalscore. Ook bestaat er een verkorte versie: de UDI-6.
Psychometrische eigenschappen
Minimal Important Change (MIC) : -16,7 Crohnbachs alpha in patientengroep: 0.49, Crohnbachs alpha in controlegroep: 0.66. Matige interne consistentie (moderate). ICC; 0.84. Goede reproduceerbaarheid. Construct validiteit: gemeten d.m.v. hypothese testen is acceptabel.
Sensitiviteit: 0.76. Specificiteit: 0.78. Deze zijn sterk.
Literatuur
- Elaine Utomo, Ida J. Korfage, Mark F. Wildhagen, Anneke B. Steensma, Chris H. Bangma,and Bertil F.M. Blok. Validation of the Urogenital Distress Inventory (UDI-6) and Incontinence Impact Questionnaire (IIQ-7) in a Dutch Population Neurourology and Urodynamics 34:24–31 (2015)
UDI-6
- Elaine Utomo, Ida J. Korfage, Mark F. Wildhagen, Anneke B. Steensma, Chris H. Bangma,and Bertil F.M. Blok. Validation of the Urogenital Distress Inventory (UDI-6) and Incontinence Impact Questionnaire (IIQ-7) in a Dutch Population Neurourology and Urodynamics 34:24–31 (2015)
Documenten
De verbandtest of padtest meet de mate van het urineverlies op basis van gewichtstoename van absorberende verbanden.
Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.
Doel
De test kan diagnostisch en evaluatief gebruikt worden.
Afnameprocedure
De Padtest kan afgenomen worden gedurende 24, 48 en 72 uur.
Deze test wordt door de Incontinence Society (ICS) aanbevolen. Hoewel de ICS getracht heeft om de PAD-test te standaardiseren blijven er verschillen bestaan in de duur van de test, hoeveelheid lichamelijke inspanning die er tijdens de test wordt verricht en de hoeveelheid van wat gedronken is tijdens de test.
Het droge gewicht van het gebruikte verband moet worden gemeten. Eenmaal nat en gewisseld moet het verband bewaard worden in een afsluitbare plastic zak (als het kan met zipsluiting). Omdat er maar weinig variatie zit in het gewicht van het droge verband van hetzelfde type kan het totale gewicht van de natte verbanden worden bepaald en kan het gewicht van een gelijk aantal droge verbanden hiervan worden afgetrokken om het gewicht van de opgevangen urine te bepalen. Als de patiënt menstrueert of forse vaginale afscheiding ervaart, is het niet wenselijk om de verbandtest uit te voeren. Bij de 24-uurstest is de test positief bij verlies meer dan 4 gram (ratioschaal).
Psychometrische eigenschappen
De intra- en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de diverse kortdurende verbandtests loopt sterk uiteen. Zeker bij vrouwen met milde incontinentie is de uitslag vaak negatief. De klinische waarde van de 1 uurs ICS-verbandtest blijkt beperkt.
Verbandtests die het urineverlies meten over een langere periode zijn betrouwbaarder. De correlatiecoëfficiënt tussen het gemeten urineverlies tijdens 2 24-uursverbandtests (test-hertest) is goed, maar die voor een 48-uursverbandtests is nog beter. Patiënten hebben echter vaak moeite met de 48-uursverbandtests omdat deze veel inzet vragen. Het urineverlies bij de 48-uursverbandtest is niet gecorreleerd met het urineverlies bij een standaard 1-uursverbandtest. Er zijn aanwijzingen dat van alle verbandtests de 24-uurs verbandtest het best bruikbaar is, vanwege goede betrouwbaarheid van de test en acceptabele belasting voor de patiënt.
Literatuur
- Staskin D, Hilton P, Emmanuel A, Goode P, Mills I, Shull B, et al. Initial assesment of incontinence. In: Abrams P, Cardozo L, Khoury R, Wein A, editors. Incontinence 3rd International Consultation on Incontinence. Plymouth, UK: Health Publication Ltd; 2005. p. 485-517.