Ga naar de inhoud

Kinderen

Kinderen kunnen ook bekkengerelateerde klachten hebben. Nieuwsgierig welke meetinstrument je als bekkenfysiotherapeut moet inzetten? Bekijk het onderstaande overzicht.

Meetinstrument

De gemodificeerde Bristol Stool Form Scale for Children (mBSFS-C) bestaat uit vijf soorten ontlastingsvormen die zijn beschreven en afgebeeld in tekeningen. Het is in het Engels onderzocht en gevalideerd voor kinderen tot 18 jaar.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De mBSFS-C geeft een inzicht in de ontlastingsconsistentie van een kind. Het dient zowel inventariserend, als hulpmiddel diagnostisch en evaluatief gebruikt te worden.

Er zijn verschillende soorten mBSFS-C vragenlijsten. Deze vragenlijst met vijf keuzes is het best onderzocht.

Afnameprocedure

Het kind wordt gevraagd om op mBSFS-C de vorm van de ontlasting aan te geven die voor hem of haar herkenbaar is. Bij jonge kinderen kunnen ouders of de kinderfysiotherapeut de omschrijving van de ontlasting voorlezen.

Psychometrische eigenschappen

Van de Nederlandse vertaling van de mBSFS-C zijn geen psychometrische eigenschappen bekend. De Engelse versie is wel onderzocht. De mBSFS-C is gevalideerd om de stoelgang bij kinderen te meten (Gulati et al., 2018; Lane et al., 2011).

De sensitiviteit en specificiteit van de mBSFS-C is matig bij kinderen vanaf 4 jaar; 79,2% en 66,0%. Bij kinderen jonger dan vier jaar zijn de sensitiviteit en specificiteit goed: 81,2% en 75,0%. Dit betekent dat de ontlastingsconsistentie die het kind op de mBSFS-C aangeeft kloppend is met de ontlastingsconsistentie die hij/zij daadwerkelijk heeft én dat hij/zij de ontlastingsconsistentie die hij/zij niet aangeeft ook écht niet heeft. (Gulati et al., 2018)

De mBSFS-C is geen betrouwbaar hulpmiddel om constipatie te detecteren: er is een slechte overeenkomst tussen de harde-ontlastingconsistentie door mBSFS-C en de pijnlijke of harde stoelgang binnen de ontlastingscriteria van de Rome-III-criteria (Kappa score of –0.23 (95% CI, –0.30 to –0.15)). De Rome-criteria worden beschouwd als de gouden standaard voor het diagnosticeren van functionele obstipatie.

De mBSFS-C is in het algeheel wel een redelijk goed hulpmiddel om de diagnose van mogelijke obstipatie bij kinderen te vergemakkelijken. (Gulati et al., 2018)

De interbeoordelaar- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de mBSFS-C is hoog met een enkelvoudige intraclasscorrelatie (ICC) van respectievelijk 0,85 (95% BI: 0,78-0,91; P <0,001) en 0,87 (95% BI: 0,81-0,92; P <0,001). *Onderzocht met kinderartsgastro-enterologen. Dat betekent dat als dezelfde vragenlijst door een andere therapeut wordt afgenomen er dezelfde uitkomst verwacht kan worden en in verloop van de tijd (evaluatief) ook dezelfde uitkomst verwacht kan worden. (Chumpitazi et al., 2010)

Zonder dat de omschrijving voorgelezen wordt, tonen kinderen vanaf 8 jaar op de mBSFS-C een aanvaarbare interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, met > 78% van de beoordelingen correct. Als ook de omschrijving voorgelezen wordt is er al vanaf 6 jaar een aanvaardbare interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, met >80% van de beoordelingen correct. *Onderzocht met kinderen. (Lane et al., 2011)

De intraclass correlatiecoëfficiënten (ICC) tussen de ‘niet-voorgelezen omschrijving’ en de ‘wel-voorgelezen omschrijving’ naast de afbeeldingen zijn respectievelijk 0,62 en 0,79. Hierdoor blijkt de mBSFS-C goed betrouwbaar als de afbeeldingen aan de kinderen getoond worden én de bijbehorende omschrijving wordt voorgelezen.

Hoe ouder de kinderen, hoe correcter de beoordelingen en dus hoe betrouwbaarder de meting is. (Lane et al., 2011).

Literatuur

  1. Chumpitazi B.P., Lane, M.M., Czyzewski, D.I., Weidler E.M., Swank, P.R.,  Shulman, R.J. (2010) Creation and initial evaluation of a stool form scale for children. J Pediatr. 2010 Oct; 157(4): 594–597. doi: 10.1016/j.jpeds.2010.04.040
  2. Gulati, R., Komuravelly, A., Leb, S., Mhanna, M.J., Ghori, A., Leon, J., Needlman, R. (2018) Usefulness of Assessment of Stool Form by the Modified Bristol Stool Form Scale in Primary Care Pediatrics. Pediatr Gastroenterol Hepatol Nutr. Apr;21(2):93-100. doi: 10.5223/pghn.2018.21.2.93. Epub 2018 Apr 13.
  3. Lane, M.M., Czyzewski, D.I., Chumpitazi, B.P., Shulman, R.J. (2011) Reliability and validity of a modified Bristol Stool Form Scale for children. J Pediatr. Sep;159(3):437-441.e1. doi: 10.1016/j.jpeds.2011.03.002. Epub 2011 Apr 13.

De Childhood Bladder and Bowel Dysfunction Questionnaire (CBBDQ 5-12) is een Nederlandse ouder-vragenlijst (die ook vertaald is in het Engels) met als doel om bij kinderen van 5 tot en met 12 jaar mictie-en defecatiesymptomen te kunnen meten en evalueren.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

Het doel van de CBBDQ is om de mictie- en defecatieklachten bij kinderen van 5-12 jaar te kunnen identificeren en evalueren.

Afnameprocedure

De CBBDQ bestaat uit twee subschalen, de mictiesubschaal met 10 vragen en de defecatiesubschaal met 8 vragen. De vragen kunnen gescoord worden op een 5-punts Likertschaal van 0 tot 4, waarbij 0 de minimale score ‘nooit’ is en 4 maximaal ‘(bijna) dagelijks’.  De score wordt berekend door alle punten op te tellen. De scores van de twee subschalen (range mictiesubschaal 0-40; defecatiesubschaal: 0-32) kunnen worden gecombineerd tot één algemene score (range 0-72).

De gegevens over de interpretatie (zoals afkappunten voor de mate van ernst of minimaal belangrijke verandering/responsiviteit) zijn nog onbekend. Deze worden momenteel onderzocht door een CBBDQ-onderzoeksteam, Universiteit Maastricht, vakgroep Epidemiologie, hoofdonderzoeker Dr. Marieke van Engelenburg—van Lonkhuyzen.

(MEC 2017-0316).  Het onderzoek loopt tot 1-5-2020.

Psychometrische eigenschappen

De betrouwbaarheid  van de vragenlijst is goed. (interne consistentie cronbach alpha 0,74 voor de mictiesubschaal en 0,71 voor de defecatiesubschaal). De evaluatieve CBBDQ voldoet aan de psychometrische criteria voor haalbaarheid, inhouds- en structurele validiteit. De test-hertestbetrouwbaarheid is onderzocht in een Turkse populatie. De Turkse CBBDQ  is vertaald vanuit het Engels en weer gecontroleerd. Hierbij werd een test-hertestbetrouwbaarheid vastgesteld van 0,759 (P<0.001)

Literatuur

Het defecatiedagboek/poepdagboek wordt bij kinderen ingezet om het gebruikelijke defecatiepatroon te achterhalen. (Federatie voor Medisch Specialisten).

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

Het defecatiedagboek geeft inzicht in het defecatiepatroon en mogelijke defecatieproblemen van het kind. (Koppen et al., 2016) 

Het dient inventariserend en evaluatief gebruikt te worden. Het defecatiedagboek geeft inzicht in het beloop van de behandeling en kan hierdoor stimulerend werken voor het kind en zijn/haar ouders. Daarnaast krijgt men een indruk over de therapietrouw. 

Afnameprocedure

De ouders wordt (indien mogelijk samen met het kind) gevraagd om het defecatiedagboek voor twee tot vier weken in te vullen. Het liefst totdat er een normaal defecatiepatroon behaald is. Hierop wordt de frequentie, hoeveelheid ‘ongelukjes’ in de vorm van een veeg ontlasting of echte ontlasting, aantal uitgevoerde toilettrainingen, of er sprake is van een megadrol, buikpijn, poeppijn en of er gebruik wordt gemaakt van zakjes of klysma genoteerd.

Psychometrische eigenschappen

Van de Nederlandse vertaling van het defecatiedagboek voor kinderen zijn geen psychometrische eigenschappen bekend. Van de Engelse versie is enigszins onderzocht.

Het bijhouden van een dagelijks defecatiedagboek is nuttig om betrouwbare informatie te verzamelen over de stoelgang van een kind. Intraclass correlatiecoëfficent (ICC) en Bland-Altman plots tonen goede overeenstemming (0,83) tussen het defecatiedagboek en een defecatiedagboek dat achteraf ingevuld moet worden (retrospectieve vragenlijst/herinnering). Het herinneren van de stoelgang is onnauwkeurig gebleken, waardoor het achteraf invullen van een defecatiedagboek of antwoorden geven op het defecatiepatroon niet betrouwbaar is en de voorkeur wordt gegeven aan het bijhouden van een defecatiedagboek. (Self et al., 2015; Koppen et al., 2015; van der Plas et al., 1997)

Een defecatiedagboek moet minimaal 14 dagen worden bijgehouden om betrouwbare informatie over het defecatiepatroon te verkrijgen (van der Plas et al., 1997; Koppen et al., 2016). In de praktijk wordt het defecatiedagboek door kinderartsgastro-enterologen veel gebruikt. Significant meer dan door algemene kinderartsen (P=0.002). (Jang et al., 2019)

Als het kind zelf het defecatiedagboek bijhoudt in combinatie met het toepassen van een beloningssysteem, vergroot dit de compliance in de therapie.  (Koppen et al., 2016).

Literatuur

  • Federatie voor Medisch Specialisten. Website geraadpleegd op: 06-03-2020.
  • Jang, H.J., Chung, J.Y., Seo, J.H., Moon, J.S., Choe, B.H., Shim, J.O. (2019) Nationwide Survey for Application of ROME IV Criteria and Clinical Practice for Functional Constipation in Children. J Korean Med Sci. Jul 8;34(26):e183. doi: 10.3346/jkms.2019.34.e183.
  • Koppen, I.J.N., Lammers, L.A., Benninga, M.A., Tabbers, M.M. (2015) Management of Functional Constipation in Children: Therapy in Practice. Pediatr Drugs; 17:349–360 DOI 10.1007/s40272-015-0142-4
  • Koppen, I.J.N., von Gontard, A., Chase, J., Cooper, C.S., Rittig, C.S., Bauer, S.B., Benninga, M.A. (2016). Management of functional nonretentive fecal incontinence in children: Recommendations from the International Children’s Continence Society. Journal of Pediatric Urology, 12(1), 56–64. doi:10.1016/j.jpurol.2015.09.008 
  • Self, M.M., Williams, A.E., Czyzewski, D.I., Weidler, E.M., Shulman, R.J. (2015) Agreement between prospective diary data and retrospective questionnaire report of abdominal pain and stooling symptoms in children with irritable bowel syndrome. Neurogastroenterol Motil. Aug;27(8):1110-9. doi: 10.1111/nmo.12590. Epub 2015 May 28.
  • Van der Plas, R.N., Benninga, M.A., Redekop, W.K., Taminiau, J.A., Büller, H.A. (1997) How accurate is the recall of bowel habits in children with defaecation disorders? Eur J Pediatr.  Mar;156(3):178-81.

Documenten

De Bristol Stoelgangschaal (BSS) is een kaart waarbij ontlasting op basis van de consistentie in 7 categorieën wordt verdeeld. Vaak wordt de BSS gecombineerd gebruikt met een defecatiedagboek om ontlastingsproblematiek in kaart te brengen.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De BSS kan zowel inventariserend als ook ter evaluatie ingezet worden bij patiënten met defaecatatieproblematiek.

Afnameprocedure

De patiënt wordt gevraagd om van de kaart de vorm van de ontlasting aan te kiezen die voor hem of haar herkenbaar is en dit als getal te noteren (1-7).

De verschillende types zijn:

  1.  Losse harde keutels, zoals noten (moeilijk uit te scheiden)
  2.  Als een worst, maar klonterig
  3.  Als een worst, maar met barstjes aan de buitenkant
  4. Als een worst of slang, glad en zacht
  5.  Zachte keutels met duidelijke randen (makkelijk uit te scheiden)
  6. Zachte stukjes met gehavende randen, een papperige uitscheiding
  7. Waterig, geen vaste stukjes. Helemaal vloeibaar

Psychometrische eigenschappen

Van de Nederlandse vertaling van de BSS zijn geen psychometrische eigenschappen bekend. Van de Engelse versie zijn de psychometrische eigenschappen wel onderzocht. De contentvaliditeit van de BSS is goed, evenals de constructvaliditeit.

De vorm van de ontlasting hangt onder andere af van de tijd dat die in de darmen is geweest. Daarom zijn er verschillende studies geweest die de correlatie hebben bekeken tussen de vorm van de ontlasting (middels de BSS) en de intestinale doorlooptijd (‘whole gut transit time’). Correlatie tussen BSS en colon doorlooptijd: N=23, patiënten met irritable bowel syndrome (IBS)(18-68jaar). R= -.81, P <.001.5
Correlatie tussen BSS en colon doorlooptijd: er is sprake van een significant verschil wat betreft colon doorlooptijd tussen personen met harde ontlasting (types 1-3) en zachte ontlasting (types 5-7)(P <.001). Harde ontlasting was geassocieerd met een langzamere colon doorlooptijd en zachte ontlasting met een snellere colon doorlooptijd. De correlatie tussen BSS en colon doorlooptijd: onderzocht bij patiënten  met  IBS : R= -.57, P <.001.

De responsiviteit van de BSS is goed.  Deze is onderzocht bij gezonde vrijwilligers. De intestinale doorlooptijd correleerde met de vorm van de ontlasting (R=-.54, P <.001) bij de voormeting. Na het geven van laxerende medicatie  was de verandering in intestinale doorlooptijd (sneller) gecorreleerd met verandering in de vorm van ontlasting (richting zachtere ontlasting). Na het geven van constiperende medicatie  was de verandering in intestinale doorlooptijd (langzamer) gecorreleerd met verandering in de vorm van ontlasting (richting hardere ontlasting). Correlatie tussen verandering in intestinale doorlooptijd en verandering in de vorm van ontlasting: R(Spearman), N=66: -.65, P <.001.

Literatuur

  • Lewis SJ, Heaton KW. Stool form scale as a useful guide to intestinal transit time. Scand J Gastroenterol 1997;32(9):920-4.
  • Riegler G, Esposito I. Bristol scale stool form. A still valid help in medical practice and clinical research. Techniques in coloproctology. 2001 Dec;5(3):163- 4.
  • O’Donnell LJD, Heaton KW. Pseudo-diarrhoea in the irritable bowel sydrome: patients’ records of stool form reflect transit time while stool frequency does not. Gut 1988;29:A1455(abstract)
  • Heaton KW, Ghosh S, Braddon FE. How bad are the symptoms and bowel disfunction ofpatients with the irritable bowel syndrome? A prospective, controlled study with emphasis on stool form. Gut 1991;32:73–79.
  • Degen LP, Phillips SF. How well does stool form reflect colonic transit? Gut 1996;39:109–113
  • Heaton KW, O’Donnell LJD. An office guide to whole-gut transit time: patients recollection oftheir stool form. J Clin Gastroenterol 1994;19:28-30
  • Het Evidence Statement Anale incontinentie stelt vast dat de Bristol Stoelgangschaal een goed meetinstrument is om de consistentie van feces in kaart te brengen.

Documenten

Het defecatiedagboek wordt ingezet om het gebruikelijke defecatiepatroon te achterhalen en de ernst van fecale incontinentie vast te stellen.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

Door het bijhouden van de defecatiefrequentie, het type van defecatie-consistentie, incontinentie-momenten en mogelijke pijnklachten wordt het defecatiepatroon geinventariseerd en maakt het observatie en evaluatie mogelijk.

Afnameprocedure

De patiënt vult op een lijst elke dag zeven kolommen in.  In de eerste kolom de datum en vervolgens het aantal keren ontlasting, de consistentie van de ontlasting (Bristol Stool Scale), het aantal keren incontinentie, een eventuele pijnscore (1-10), eventuele veranderingen in medicatiegebruik en opmerkingen als er iets van invloed kan zijn op de defecatie. Een aanbevolen gebruiksduur kan 1-2 weken zijn of tot dat het defecatiepatroon genormaliseerd is.

Psychometrische eigenschappen

De betrouwbaarheid (ICC ≥ 0.71 ) is goed, behalve voor de defecatie-consistentie.  Een goede betrouwbaarheid houdt in dat als het defecatiedagboek door de patient opnieuw ingevuld wordt, er een goede overeenkomst is in de uitkomst.

Literatuur

Documenten

De Groningen Pediatric Defecation and Fecal Continence (P-DeFeC) vragenlijst is een uitgebreide vragenlijst die gebaseerd is op verschillende criteria en vragenlijsten voor fecale incontinentie en obstipatie voor kinderen vanaf acht jaar. De vragenlijst kan zowel diagnostisch als evaluatief gebruikt worden.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De P-DeFeC screent problemen met het vasthouden of kwijtraken van ontlasting. De vragenlijst geeft ook informatie over mogelijke onderliggende oorzaken en kan daardoor bijdragen aan het verbeteren van de screening, diagnostiek en de behandeling. (Meinds et al., 2018, van Meegdenburg, 2018a en 2018b, Timmermans et al., 2019)

Afnameprocedure

De P-DeFeC-vragenlijst bevat 79 vragen in acht verschillende categorieën die verschillende aspecten van anorectaal functioneren omvatten, aandoeningen en oorzakelijke factoren. Alle vragen hebben betrekking op de stoelgang tijdens de afgelopen zes maanden.

Patiënten hoeven geen vragen te beantwoorden die niet relevant voor hun zijn. Bij een negatief antwoord, kan een volgende vraag worden overgeslagen. De vragen zijn informatief. Er wordt geen score aan verbonden.

Er is ook een volwassen equivalent van de P-DeFeC-vragenlijst: de DeFeC-vragenlijst. Het bevat bijna dezelfde vragen en criteria als deze pediatische versie, maar is ingewikkelder geformuleerd, heeft 88 vragen en negen verschillende categorieën.

Psychometrische eigenschappen

(Meinds et al., 2018, van Meegdenburg, 2018a)
De P-DeFeC is niet onderzocht op psychometrische eigenschappen. De volwassen versie is wel onderzocht. Aangezien deze grotendeels overeen komt, staan hieronder de psychometrische eigenschappen van de DeFeC.

Er is een hoge feasibility, de vragen van de Groningen DeFeC zijn duidelijk. De Cohen’s kappa-coëfficiënt van alle hoofdvragen varieert van 0,26 tot 1,00, met een gemiddelde van 0,57. Op één hoofdvraag na tonen ze allemaal een matige overeenstemming of hoger. Een kappa van 0 betekent dat de overeenkomst tussen beoordelingen volledig op kans berust, een kappa van 1 is een volledige overeenkomst.

De sensitiviteit van de op vragenlijst gebaseerde diagnose van obstipatie is 75%. De specificiteit is 100%. De sensitiviteit van de op de vragenlijst gebaseerde diagnose van fecale incontinentie is 77%. De specificiteit is 94%. Dit zijn alle hoge percentages en het betekent dat waar de vragen positief beantwoord worden, dit klopt én dat waar negatieve antwoorden gegeven, dit ook klopt.

De algehele reproduceerbaarheid van de Groningen DeFeC-vragenlijst is acceptabel. De validiteit is goed: de Groningen DeFeC-vragenlijst meet wat het beoogt te meten. Dit maakt het een haalbare screeningstool voor ontlastingsstoornissen in de Nederlandse praktijk.

Literatuur versie Kind

  1. Meinds, R.J., Timmerman, M.E.W., van Meegdenburg, M.M., Trzpis, M., Broens, P.M.A. (2018) Reproducibility, feasibility and validity of the Groningen Defecation and Fecal Continence questionnaires. Scandinavian Journal of Gastroenterology. DOI: 10.1080/00365521.2018.1465993.
  2. Timmerman, M.E.W., Trzpis, M., Broens, P.M.A. (2019) The problem of defecation disorders in children is underestimated and easily goes unrecognized: a cross-sectional study. Eur J Pediatr. 2019 Jan;178(1):33-39. doi: 10.1007/s00431-018-3243-6. Epub 2018 Sep 27.
  3. van Meegdenburg, M.M. (2018a) New insights into the pathophysiology and evaluation of fecal incontinence. [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen.
  4. van Meegdenburg, M.M., Meinds, R.J., Trzpis, M., Broens, P.M.A. (2018b) Subtypes and symptoms of fecal incontinence in the Dutch population: a crosssectional study. International Journal of Colorectal Disease 2018;33:919-925.

De mictielijst geeft een goed inzicht in het plasgedrag (mictiefrequentie, mictievolumes, incontinentie) en drinkgedrag van het kind. Het legt deze informatie op een betrouwbare manier vast.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De mictielijst geeft een inzicht in de grootte van de plassen, hoe vaak het kind plast en hoeveel het kind drinkt gedurende tweemaal 24 uur.  Het dient zowel inventariserend, diagnostisch als evaluatief gebruikt te worden.

De mictielijst moet met de verzorger en het kind besproken worden, wat tevens zorgt voor meer inzicht in het drink- en plaspatroon van het kind, waarna gerichte adviezen kunnen worden gegeven. (de Jong et al., 2010).

De mictielijst wordt gedurende tweemaal 24 uur bijgehouden, waarbij wordt genoteerd hoeveel het kind drinkt en plast. Het vergt enige uitleg en kost het kind en/of verzorgers tijd. De mictielijst is relevant vanaf ‘bereikte blaascontrole’ (zindelijkheid) of vanaf 5-jarige leeftijd.

Als het kind een luier draagt, kun je deze wegen. Hierbij weeg je eerst een droge luier en daarna de natte luier (verschil noteer je). Als het kind in de luier heeft gepoept, noteer je dat erbij.
Laat een jonger kind op een potje plassen en meet vervolgens met een maatbeker de hoeveelheid geplaste urine. Een ouder kind kan direct in een maatbeker plassen.

Noteer het aantal milliliters dat het kind drinkt per drinkmoment én wat het kind drinkt.
Noteer ook of het kind een droge of natte broek heeft. Als de broek nat is noteer dan ook hoe nat:
Graad 1: Druppels kleiner dan een twee euromunt
Graad 2: Kring/scheut in onderbroek
Graad 3: Ook aan de buitenbroek zichtbaar.

Als het kind ’s nachts nat is, laat het kind dan een luier dragen, om zo de nachtelijke urineproductie te meten. Weeg de luier ’s morgens en trek het gewicht van een droge luier hiervan af. De informatieopbrengst is: mictiefrequentie, urineoutput gedurende de dag en nacht (evt. met incontinentie), gemiddelde geplaste volume, maximaal geplaste volume, vochtintake gedurende de dag.

De ICCS maakt onderscheid tussen een verhoogde mictiefrequentie (meer dan zeven maal) en een verlaagde mictiefrequentie (minder dan vier maal). Zowel een lage als een hoge mictiefrequentie kan afhankelijk zijn van de vochtintake c.q. mictievolume en is derhalve geen specifieke parameter voor de onderliggende oorzaak.

Tweedaagse of driedaagse afname van de mictielijst bij kinderen?

In 2014 heeft de ICCS een tweemaal 24-uurs frequentie- en volumekaart aanbevolen om dysfunctie van de lagere urinewegen (LUTS) te evalueren. In 2006 werd door de ICCS nog een driedaagse mictielijst aangeraden. Een tweedaagse mictelijst blijkt statistisch en klinisch vergelijkbaar met een driedaagse mictielijst (Lopes et al., 2015). Er werden geen verschillen gezien tussen tweedaagse en driedaagse mictielijsten met betrekking tot vochtinname, maximaal- en gemiddeld mictievolume. Bij gebruik van de tweedaagse mictielijst kan een 16% negatieve fout op het gebied van de frequentie worden verwacht. Een tweedaagse mictielijst is voldoende om de blaascapaciteit en vochtinname te evalueren. De voordelen van een mictielijst over een kortere periode is de eenvoud en mogelijk betere compliance.

Psychometrische eigenschappen (Lopes et al., 2015)

Vaststellen van de mictiefrequentie heeft een sensitiviteit van 83,4%, een specificiteit van 91,7%, een positief voorspellende waarde van 80% en een negatief voorspellende waarden van 93,2%. Vaststellen van de blaascapaciteit heeft een sensitiviteit van 97,2%, een specificiteit van 90,9%, een positief voorspellende waarde van 99% en een negatief voorspellende waarden van 88%.

Deze hoge percentages (alle > 80%) betekenen dat de gegevens (onder andere de aangegeven frequenties en volumes) die in de mictielijst worden ingevuld écht kloppen: de aangegeven frequenties en volumes. Mictielijsten zijn betrouwbaar en reproduceerbaar (de Jong et al., 2010; Sureshkumar et al., 2001).

Richtlijn Urine-incontinentie bij kinderen (de Jong et al., 2010):
Niveau 3: Er zijn aanwijzingen dat een thuis ingevulde mictielijst een betrouwbaar instrument is om het drink- en plasgedrag van een kind te beoordelen.
Niveau 4:  Er is expertovereenstemming over het feit dat mictielijsten belangrijke individueel geobjectiveerde informatie over mictiefrequentie, mictieporties en mictie-intervallen geven en daarom nodig zijn voor de diagnostiek, de behandeling en de follow –up van incontinentie.

Literatuur

  1. de Jong, T.P.V.M., van den Hoek, J., van Capelle, J.W., et al. (2010) Richtlijn Urine incontinentie bij kinderen. NVU,NVK,V&VN.
  2. Lopes, L., Veiga, M.L., Braga, A.A., Brasil, C.A., Hoffmann, A., Barroso, U. Jr. (2015) A two-day bladder diary for children: Is it enough? J Pediatr Urol. Dec;11(6):348.e1-4. doi: 10.1016/j.jpurol.2015.04.032.
  3. Sureshkumar, P., Craig, J.C., Roy, L.P., Knight, J.F. (2001) A reproducible pediatric daytime urinary incontinence questionnaire. J Urol.;165(2):569-573.

De 1-10 numering rating scale (NRS) meet de waargenomen ernst van het probleem bij de ouders en schat de ervaring van het kind in. De N(P)RS wordt voor vele doeleinden gebruikt. Hierbij wordt de uitkomstmaat mede bepaald door de doelgroep, de tijdsspanne en de setting waarin de schaal wordt toegepast. Een bekend gebruik is om de mate van pijn te scoren.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

In de vragenlijst KITS is het doel het objectiveren van hoe groot de ouder de ernst van het plas- en/of poepprobleem van het kind ervaart. De N(P)RS kan diagnostisch inventariserend, maar ook ter evaluatie gebruikt worden.

Afnameprocedure

De NRS bestaat uit 1 vraag (invulduur: 1 min). De scorerange varieert van minimaal 0 tot maximaal 10, waarbij een hogere score meer waargenomen ernst van het probleem weerspiegelt.

Voor de vraag bedraagt de score minimaal 0 en maximaal 10. Er wordt een totaalscore berekend.  De totaalscore wordt in de grafiek weergegeven en bedraagt minimaal 0 (geen waargenomen ernst) en maximaal 10 (zeer hevige waargenomen ernst van het probleem).  Dit getal wordt op een lijn gescoord of er wordt een getal omcirkeld, afhankelijk van de versie van de test. 

Psychometrische eigenschappen

Er is een goede test-hertestbetrouwbaarheid van de NRS bij kinderen tussen 8- en 17-jaar: (limits of agreement of −0.9 and 1.2, 95% CI via Bland-Altman-Methode). De bekende gegevens over de responsiviteit of sensibiliteit van de NRS bij kinderen zijn in de verschillende onderzoeken niet consistent.

Literatuur

  • Castarlenas, E., Jensen, M.P., van Baeyer, C.L., Miró, J. (2017) Psychometric Properties of the Numerical Rating Scale to Assess Self-Reported Pain Intensity in Children and Adolescents: A Systematic Review. Clin J Pain. 2017 Apr;33(4):376-383.
  • Numerical Rating Scales,Verbal Rating Scales, and Visual AnalogueScales for assessment of pain intensity in adults: asystematic literature review.2011
  • Williamson A. Pain: a review of three commonly used pain rating scales.2005
  • Ferraz MB, Quaresma MR, Aquino LR, Atra E, Tugwell P, Goldsmith CH. Reliability of pain scales in assesment of literate and illiterate patients with rheumatioid arthritis. J Rheumatol 1990; 17: 1022-4

De gezichtjespijnschaal is een hulpmiddel om te bepalen hoe groot het kind het probleem (zijn plas- en/of poepprobleem) ervaart.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

Het objectiveren hoe groot het kind het plas- en of poepprobleem ervaart.

Afnameprocedure
Het kind kruist het plaatje aan van één van de 5 (of 6 gezichten bij de Wong-Baker Faces) gezichten die past bij hoe groot hij het plas- en of poepprobleem ervaart.

Psychometrische eigenschappen

Er is geen onderzoek gedaan naar de 5-gezichtjespijnschaal zoals genoemd in de KITS-vragenlijst.
De Wong-Baker FACES Pain Rating Scale met 6 gezichten heeft een matige correlatie met de VAS pijnschaal. (95% confidence interval [CI], 0.54-0.71). (Gara et al., 2013)

Zelfrapportage wordt beschouwd als de gouden standaard bij kinderen vanaf ongeveer 4 jaar.
Gezichtjesschalen kunnen gebruikt worden voor kinderen vanaf ongeveer 3 jaar. (Wong, 1988)
Vanaf ongeveer 7 jaar kunnen Numeric Rating Scales gebruikt worden. (Mc Caffery, 1999). 

Er zijn voldoende betrouwbare, valide en praktisch bruikbare instrumenten om acute en postoperatieve pijn vast te stellen bij zuigelingen, kleuters en kinderen. De diverse methoden van meten en scoren zijn niet eenduidig vergelijkbaar.

Literatuur

  • Garra G. Validation of the Wong-Baker FACES Pain Rating Scale in pediatric emergency department patients. Acad Emerg Med. 2010
  • Garra G. The Wong-Baker pain FACES scale measures pain, not fear. Pediatr Emerg Care. 2013 Jan.
  • Kennisinstituut Federatie van Medisch Specialisten. Richtlijn pijnmeting en behandeling bij kinderen. 2020.
  • Federatie Medisch Specialisten. Richtlijn: Pijnmeting en behandeling bij kinderen. 2007.

De Pediatric Incontinence Quality of Life (PinQ) kindversie bestaat uit twintig vragen en objectiveert de door het kind ervaren plasproblematiek.

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De vragenlijst meet de kwaliteit van leven bij kinderen met incontinentieproblemen.

Afnameprocedure

De PinQ bestaat uit twintig vragen en kan thuis op de computer worden ingevuld door kinderen vanaf 6 jaar.

De vragen kunnen beantwoord worden door te kiezen uit 5 antwoorden: nee, bijna nooit, soms, vaak, altijd.

Psychometrische eigenschappen

De vragenlijst is gevalideerd voor Nederlandse kinderen. De test-hertestbetrouwbaarheid van de vragenlijst is goed. De Interclass Correlation Coefficient (ICC) 0.884, 95% Confidence Interval (CI) 0,790-0.939, P < 0.0001. De stabiliteit met r=0.88 over een periode van 2 weken gemeten is goed.

Dit betekent dat je met de vragenlijst een verschil kan zien tussen de ene patiënt en de andere patiënt. En dat de vragenlijst reproduceerbaar is: er komt bij hetzelfde kind met dezelfde klachten na twee weken niet een heel andere meting uit. Dat maakt de meting betrouwbaar.

Literatuur

Bower WF PinQ: A valid, reliable and reproducible quality of life measure in children with bladder dysfunction. J.Ped.Urol. 2006

De Vancouver Symptom Score for Dysfunctional Elimination Syndrome (VSSDES) geeft een goed inzicht in de blaas- en darmstoornissen. Het is een vragenlijst voor kinderen tot 16 jaar met dysfunctional voiding. De vragenlijst kan zowel diagnostisch als evaluatief gebruikt worden..

Deze informatie is alleen voor leden van de NVFB beschikbaar.

Doel

De VSSDES beoordeelt de symptomen van blaas- en darmstoornissen.

Het is een hulpmiddel om de diagnose van dysfunctional voiding te ondersteunen en mogelijk de effectiviteit van de behandeling te beoordelen. Bovendien kan de VSSDES in combinatie met de gevalideerde Nederlandse PiNQ-vragenlijst, die de impact van urine-incontinentie op de levenskwaliteit bij kinderen evalueert, Nederlandse clinici in staat stellen de ernst en impact van dysfunctional voiding op de kwaliteit van leven volledig te beoordelen en de effecten van de behandeling te evalueren. (’t Hoen et al., 2016)

Afnameprocedure

(’t Hoen et al., 2016; Noordhoff et al., 2019)
De VSSDES is een korte vragenlijst. Aan alle kinderen en ouders wordt gevraagd om de vragenlijst indien mogelijk zelf in te vullen.
De VSSDES bestaat uit 14 items. De laatste vraag betreft het gemak waarmee de vragenlijst kan worden ingevuld, waardoor dit antwoord niet wordt opgenomen in de totaalscore. Alle resterende items worden (behalve vraag 3 over de mictiefrequentie) gescoord met een 5-punts Likert-schaal, met scores van 0 (geen klachten) tot 4 (ernstige symptomen).
De totale score wordt verkregen door de itemscores op te tellen en varieert van 0 tot 52. Hoe hoger de totaalscore, hoe ernstiger de symptomen.  (Afshar et al., 2009)

Psychometrische eigenschappen

(‘t Hoen et al., 2016; Noordhoff 2018 en 2019)
De VVDES heeft een goed onderscheidend vermogen.
Er is een matige interne consistentie (Cronbach alpha (α) 0.37-0.55), dus de onderlinge samenhang van de vragen is matig.
De test-hertestbetrouwbaarheid is matig tot goed en de interbetrouwbaarheid heeft een goede correlatie tussen kinderen en ouders (intraclass correlation coëfficiënt (ICC) 0,85, 95% BI 0,79-0,89). Dat betekent dat als dezelfde vragenlijst door een andere therapeut wordt afgenomen er dezelfde uitkomst verwacht kan worden.
Er is een zwakke correlatie met de ‘Pediatric Incontinence Questionnaire’ (PinQ) voor kinderen (r =0.31, p=0.04) en geen correlatie voor de ouders: (r =0.09, p=0.56).

De constructvaliditeit is goed.
Afkapscores voor dysfunctional voiding zijn respectievelijk 11 voor kinderen (sensitiviteit=92% en specificiteit=85% (AUC=0.95, 95% CI=0.91-0.99)) en 9 voor de ouders (sensitiviteit=94% en specificiteit=91% (AUC=0.98, 95% CI=0.95-1.00).

VSSDES heeft een matige responsiviteit (gemeten door de AUC met RAND36 als extern criterium; AUC=0,50 (P=0,98) voor kinderen en 0,55 (P=0,62) voor ouders) AUC is area under the receiver operating characteristic curve. De responsiviteit van een vragenlijst is het vermogen om klinisch belangrijke veranderingen te detecteren na een tijdje. Dus, meet de vragenlijst veranderingen als ze echt zijn opgetreden. De responsiviteit van de VSSDES is matig. Toch wordt geadviseerd de VSSDES te gebruiken om symptomen van blaas- en darmstoornissen te evalueren. (Noordhoff et al., 2018 en 2019)

De VSSDES is een betrouwbare en valide vragenlijst om systematisch een objectief beeld te krijgen van de symptomen bij kinderen met dysfunctional voiding. (’t Hoen et al., 2016; Noordhoff et al., 2018 en 2019).

Literatuur

Heb je vragen of wil je input geven voor onze vereniging?

Bij vragen kun je contact opnemen met het secretariaat via de mail.

Voor meer contactinformatie kun je contact opnemen met KNGF.